Famiris myIriscare Klachten

De overgangsprogrammering

De programmering van de ouderenvoorzieningen vormt de hoeksteen van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de voorzieningen voor ouderen. Een programmering laat toe de evolutie van het aanbod inzake opvang, huisvesting of verzorging van de bejaarden te beheersen, rekening houdend met de evolutie van de behoeften van de Brusselse bevolking en het beschikbare budget.

Het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 4 juni 2009 tot vaststelling van de overgangsprogrammering, alsmede de procedures voor de vergunningen en de erkenning van de voorzieningen voor ouderen (hierna: het procedurebesluit), zoals gewijzigd door het besluit van 28 maart 2024, bepaalt voortaan de overgangsprogrammering voor bepaalde ouderenvoorzieningen.

De overgangsprogrammering legt het maximale aantal plaatsen in rustoorden voor bejaarden (ROB’s), rust- en verzorgingstehuizen (RVT’s), plaatsen voor kortverblijf en in centra voor dagverzorging (CDV’s) vast die een specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie (SVIE) kunnen krijgen voor het gehele tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Voor elk type plaats (ROB, RVT, kortverblijf, CDV) is een maximumaantal vastgesteld. Deze typen plaatsen zijn gekoppeld aan specifieke forfaitaire financieringen van Iriscare.

Elke aanvraag voor een specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie moet dus voortaan binnen deze programmering vallen.

De programmering is als volgt opgesteld (artikel 3 van het procedurebesluit):

Rusthuisplaatsen12.060
– waarvan rust- en verzorgingstehuisplaatsen6.650
– waarvan plaatsen voor kortverblijf157
Plaatsen in centra voor dagverzorging145

Om een specifieke vergunning tot ingebruikneming en exploitatie (SVIE) aan te vragen, moet de voorziening voortaan aan het volgende voldoen:

  • Er moeten plaatsen beschikbaar komen in de programmering, dat wil zeggen dat het aantal vergunde plaatsen, die samen het huidige vergunde aanbod vormen, lager is dan het in het besluit vastgestelde maximum.
  • Er moeten begrotingskredieten beschikbaar zijn om hun forfaitaire financiering mogelijk te maken.
  • De ministers moeten een bepaald aantal plaatsen beschikbaar stellen per type voorziening (ROB’s, RVT’s, kortverblijf of CDV’s).

De ministers beslissen elk jaar in januari of er nieuwe plaatsen worden geopend en zo ja, van welk type. De voorzieningen hebben dan tot 15 februari de tijd om hun aanvraag in te dienen bij Iriscare, volgens de nadere regels die zijn vastgelegd in het procedurebesluit. 

Er moet ook worden opgemerkt dat voorzieningen die onder de commerciële privésector vallen momenteel geen vergunning kunnen aanvragen voor nieuwe rusthuisplaatsen. Met het oog op een evenwichtige verdeling van het aanbod van de ouderenvoorzieningen behorende tot de commerciële, openbare en verenigingssector voorziet de ordonnantie erin dat geen enkele vergunning voor de exploitatie van rusthuisplaatsen wordt toegekend aan voorzieningen die tot de private sector met winstoogmerk behoren, zolang deze sector een aandeel vertegenwoordigt van meer dan 50 % van het totaal van de als rusthuisplaatsen erkende plaatsen (art. 7, § 1, 10°, van de ordonnantie van 24 april 2008 betreffende de ouderenvoorzieningen). RVT-, kortverblijf- en CDV-plaatsen vallen niet onder deze beperking.